Om deze blog in leven te houden in tijden waarin nu eenmaal minder gereisd kan worden, heb ik besloten om af en toe een vertalinkje op de blog te gooien. Hierbij de eerste!
Het volgende fragment vormt de slotparagraaf van Ivan Toergenjevs wereldberoemde roman 'Vaders en Zonen' (Отцы и дети). De roman verscheen in 1862 en is opgedragen aan Vissarion Belinskij, de literair criticus die min of meer aan de wieg heeft gestaan van het realisme in de Russische literatuur. Het gekozen fragment beschrijft het graf van hoofdpersoon Jevgenij Bazarov, de nihilist, vertegenwoordiger van 'de nieuwe generatie'.
De volledige tekst valt (in het Russisch) te lezen op http://az.lib.ru/t/turgenew_i_s/text_0040.shtml
~~~
Het volgende fragment vormt de slotparagraaf van Ivan Toergenjevs wereldberoemde roman 'Vaders en Zonen' (Отцы и дети). De roman verscheen in 1862 en is opgedragen aan Vissarion Belinskij, de literair criticus die min of meer aan de wieg heeft gestaan van het realisme in de Russische literatuur. Het gekozen fragment beschrijft het graf van hoofdpersoon Jevgenij Bazarov, de nihilist, vertegenwoordiger van 'de nieuwe generatie'.
De volledige tekst valt (in het Russisch) te lezen op http://az.lib.ru/t/turgenew_i_s/text_0040.shtml
~~~
Er
ligt een klein dorpskerkhofje in één van de verre uithoeken van Rusland. Zoals welhaast
al onze kerkhoven biedt het een droeve aanblik: de geulen die het omringen, zijn
allang overgroeid; grijze houten kruisen zijn scheef gezakt en verrotten onder
hun ooit nog beschilderde dakjes; de grafstenen zijn allemaal verschoven, alsof
iemand hen naar beneden trekt; twee-drie jonge, kale boompjes bieden nauwelijks
een magere schaduw; schapen wandelen vrijelijk over de graven... Maar tussen hen
is er één graf, dat geen mens aanraakt, dat niet door een dier wordt vertrapt: enkel
vogels gaan erop zitten en zingen bij zonsopkomst. Een ijzeren hek omringt het,
twee jonge sparren zijn aan zijn beide einden geplant: in dit graf ligt
Jevgenij Bazarov begraven. Vanuit een naburig gehucht komen dikwijls twee reeds
gammele oudjes naar hem toe: een man met zijn vrouw. Elkander ondersteunend gaan zij met zwaar geworden
tred; zij naderen de omheining, vallen op hun hurken en wenen lang en bitter, en
kijken lang en aandachtig naar de stomme steen, waaronder hun zoon ligt; zij
wisselen een kort woordje, wissen het stof van de steen en zetten het takje van
de spar recht en weer bidden zij, en zij kunnen die plek niet achterlaten,
vanwaar het hen lijkt alsof ze dichter bij hun zoon zijn, dichter bij de
herinneringen aan hem… Zijn hun gebeden, hun tranen soms vruchteloos? Is het
niet zo dat liefde, heilige, ware liefde, niet opperkrachtig is? O neen! Hoe gepassioneerd,
zondig, rebellerend het hart dat zich verbergt in het graf dan ook is, de bloemen,
op hem groeiende, kijken even sereen naar ons met hun onschuldige ogen: zij spreken
tot ons niet alleen over eeuwige rust, die grootse rust van de ‘onverschillige’ natuur; zij spreken ook
over eeuwige verzoening en over het oneindige leven...
(http://images.myshared.ru/409401/slide_14.jpg) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten