[07-11-2016]
“Goedemorgen, mag ik je
kaartje zien?”
“Natuurlijk, hier.”
“Laten we even één stap naar
achteren doen, anders glibberen we zo het perron af. En je documenten?”
“Hier is mijn paspoort.”
“OK, in orde, plaats 19.
Naar Rostov. Als je ergens anders besluit te gaan zitten, laat mij het even
weten, dan kan ik je wakker maken als je ligt te slapen als we aankomen.”
Ik
glibber over het perron van station Rostov Jaroslavskij, zoals het station van
Rostov heet, en loop voetje voor voetje richting het stationsgebouw. Om mij
heen een paar slaperige mensen die, net als ik, de sneltrein van 7.35 van
Moskou Jaroslavskij naar Jarovslavl’ hebben genomen om er rond een uur of 10
bij Rostov uit te stappen. De kou rammelt eenieder wakker en het groepje
schuifelt met mij mee richting het station. Het stationsgebouw blijkt een
fantasieloos rechthoekig construct, daterend uit de Sovjettijd en waarvan er
zoveel te vinden zijn in de Russische provincie. Mijn ervaring leert echter dat
in Rusland men een stad nooit moet beoordelen op haar station (immers, Vyborg
en Velikij Novgorod hebben ook stations die eigenlijk het benoemen niet waard
zijn) en ik besluit het gebouw te laten voor wat het is en direct door te lopen
richting het centrum van de stad. Voor het station ploeter ik door de
grijsgeworden natte sneeuwslurrie, die in deze stad door moet gaan voor ‘busstation’.
Ik sta even te wachten bij een stoplicht en loop de Loenatsjarskijstraat in,
genoemd naar een communistische revolutionair die ook bekend staat als eerste
minister van Educatie van de Sovjet-Unie. Terwijl ik door deze straat loop en
af en toe een voorbijgaande fietser ontwijk, valt me op dat alle straatnamen
nog behoorlijk rood zijn: ik kruis de Spartacusstraat (genoemd naar de
Spartacusopstand in de Weimarrepubliek), de Karl Marxstraat, de Straat van de
50-jarige Oktoberrevolutie en kom uiteindlijk uit bij het Kolchozenplein.
Wanneer
ik bij dit laatste plein ben aangekomen, kijk ik op de plattegrond die ik de
vorige avond in mijn smartphone heb gepropt. Ik ben bij het centrum aangekomen.
Door de vallende sneeuw heen tekenen zich tegen de grijze lucht de contouren
van typisch Russisch aandoende kerken af.
“Goedemorgen, mag ik één
kaartje voor het architecturele ensemble van het Kremlin?”
“Dat kost 50 roebel.”
“Oh, en is het uitzichtspunt
in de toren vandaag geopend?”
“Ja”
“Geeft u mij dan daar ook
maar een kaartje voor.”
“OK, dat maakt dan 170
roebel. Kijk, achterop de kaartjes staat een plattegrondje van het Kremlin. Dan
kun je kijken of je alles hebt gezien.”
“Dit had je niet verwacht,
hè?”
“Nee, zoveel sneeuw hebben
we in Nederland doorgaans niet. En dit soort sneeuwstormen al helemaal niet!”
“Oh, dit is nog maar het
begin.”
“Haha, ik denk dat ik de
verkeerde dag heb gekozen om naar Rostov te komen. Maar goed, het is hier in
ieder geval wel lekker rustig, weer eens wat anders dan Moskou.”
“Werk je daar?”
“Ja, ik werk er als lector
aan de MGOe.”
...
“Je spreekt goed Russisch!”
“Dank u. Ik heb vier jaar
Russisch gestudeerd in Nederland en ik heb twee jaar geleden mijn studie
afgerond. Ik moet daardoor weer wennen aan dat Russisch praten, ik merk dat ik
nog fouten maak, maar veel mensen zeggen dat ik het goed kan spreken.”
“Goed hoor. Ben je al in de
Oespenskij Sobor [= Kathedraal van de Ontslapenis van de Moeder Gods] geweest?”
“Ja, daar kom ik net
vandaan. Wat een mooie kerk, alleen jammer dat hij van binnen compleet in de steigers
staat.”
“Ja, dat is inderdaad
jammer. Maar weet je, deze winkel hoort bij die kerk.”
“Dus alle winst gaat naar de
restauratie?”
“Inderdaad.”
“Waarom is de kerk in zo’n
slechte staat van binnen?”
“Dat is omdat we voor
restauratie afhankelijk zijn van de staat. UNESCO, zie je wel? En de staat
geeft ons te weinig, we konden alleen de buitenkant van de kerk opknappen. Nu
wachten we op geld voor het interieur. Ik ben allang blij dat we deze
klokkentoren konden oplappen. Zie je hoe hoog het dak hier is?”
“Wauw, was me nog niet
opgevallen!”
“Luister maar naar de echo.
Wist je dat de kerk één van de oudste van Rusland is?”
“Ja, ik las al op een bordje
het jaar 991.”
“Toen is de eerste houten
kerk gebouwd. We zitten nu al aan de derde kerk. De eerste is afgebrand en toen
met steen herbouwd. Die brandde helaas ook af en nu zitten we aan de derde. Oh
nee, dit is de vierde kerk! Bij de derde is ooit het dak ingestort.”
...
“Hoeveel kosten deze
magneetjes?”
“150 roebel”
“Ik koop vaak magneetjes,
voor op de koelkast.”
“Als je écht iets van Rostov
wil hebben, moet je dit kopen. Deze magneetjes zijn echt van finift [=metalen
raamwerkje met beschilderd email]. Dat wordt alleen hier gemaakt. Hier, neem ze
maar in je hand, dan kun je ze voelen.”
“Wauw, mooi hoor. En hoeveel
kosten ze?”
“450 roebel. Per stuk
natuurlijk.”
“Oei, dat is mij helaas te
duur. Bovendien geef ik eigenlijk de voorkeur aan magneetjes met een
stadsgezicht.”
...
“Weet je, ik ben zelf
eigenlijk ook niet van Rostov. Ik ben hier komen wonen in 2008. Daarvoor woonde
ik in Toela.”
“Oh, daar heb ik over
gehoord. Daar wil ik ook nog eens heen! Is het een leuke stad?”
“Valt wel mee, vanuit een
toeristisch oogpunt is de stad niet interessant eigenlijk. We hebben alleen het
landgoed van Tolstoj.”
“Jasnaja Poljana?”
“Ja, dat. Oh, en het
wapenmuseum natuurlijk.”
“Heeft Toela niet ook een
Kremlin?”
“Jawel, maar dat is maar
klein. Weet je, vroeger had Toela hele interessante straten. De ene straat van
gemaakt van deze steen, de andere weer van een andere, en een derde van weer
een andere steen. Magnefiek! Helaas hebben ze alles herbouwd en nu is de stad
maar saai, op Jasnaja Poljana en het wapenmuseum na dan.”
“Jammer, maar ik wil er toch
nog steeds heen!”
...
“Ik ben eruit, mag ik deze
magneet en deze magneet?”
“Natuurlijk, dat maakt dan
samen 270 roebel.”
“Hier, bedankt en al het
beste!”
“Wacht even! Hier, pak aan,
een cadeautje!”
“Ow, bedankt! Ontzettend
bedankt! Nogmaals, al het beste!”
...en zo liep ik het kleine
winkeltje uit met niet twee, maar drie magneten.
Nog een uur, dan komt de
trein. Moe van het wandelen plof ik neer op een van de weinige bankjes in het
stationsgebouwtje. Het is een uur of 8, de zon is allang onder en de winkelkioskjes
op het station zijn dicht. Slechts één balie van de kassaverkooop is open,
bemand door een dof voor zich uit starend vrouwtje in uniform. Op een scherm
boven de kassa verschijnen de namen en treinnummers van treinen die in de
komende dagen Rostov zullen aandoen, afgewisseld met de aantallen vrije
plaatsen in deze treinen. Bij de twee paar toegangsdeuren van het station staan
detectiepoortjes. Een verveelde bewaker ganzepast tussen beide paren poortjes
zonder ooit iemand te controleren. Uiteindelijk gaat ook hij op een bankje
zitten.
Het station stroomt langzaam
vol. Een gezin komt binnen, bepakt met bagage. De jongste kinderen uit het
gezelschap vergapen zich voor de ramen van de winkeltjes en het kost hun vader
de grootste moeite om uit te leggen dat de winkels dicht zijn, waardoor al die
mooie spulletjes maar moeten wachten. Hierna rukken de kinderen zich los van
het raam en spelen zij “ik zie, ik zie, wat jij niet ziet” totdat ze beiden
worden afgeleid door een witte kat die zich onder een van de banken heeft
verschanst.
De trein komt over een
kwartier en mijn boek is bijna uit.
“Excuseert u mij, ik heb het
even niet goed verstaan. Als de trein stopt, ligt wagon 3 dan hier of
daarachter?”
“Hier, maak je geen zorgen,
ik zit in wagon 4, dus als ik het verkeerd heb, zitten we allebei verkeerd.”
“OK, bedankt. Ik hoorde dat
de trein hier maar één minuut stopt, dus is het fijn te weten dat ik goed sta.
Ik heb niet zo’n zin om te rennen, zeker niet door die sneeuw.”
“Inderdaad. Ik heb al eens
gehad dat ik verkeerd stond. Ik stond hier, maar zat in wagon 13. Toen heb ik
snel het hele perron af moeten rennen. De trein reed al weg toen ik erop
sprong.”
We staan op het perron van
het station Rostov Jaroslavskij. De wind heeft vrij spel op het onoverdekte
perron waardoor het er steenkoud is. Klappertandend tel ik de minuten tot de
komst van onze trein. Plots verschijnen aan weerszijden van ons perron, aan de
uiteinden van beide sporen die langs beide zijden van het perron lopen, de
koplampen van twee aanstormende treinen. De eerste trein, op spoor 2, blijkt
een goederentrein. Met zwaar gebrul raast de trein voorbij. Ik zie de
goederenwagons passeren. Ik draai me om en zie dat de andere trein (“dat zal de
onze wel zijn”) van de andere kant nadert op spoor 3. Achter me raast de
goederentrein nog steeds voort. Ik draai me weer om en zie dat de
goederenwagons nu zijn afgewisseld met opleggers met daarop heuse panterswagens
van het Russsche leger. Normaalste zaak van de wereld.
Station en busstation |
Centrum van Rostov |
Toegang tot het kremlin van Rostov |
Kremlin: kerk van de Hodegetria |
Kremlin |
Oespenskij Sobor |
Oespenskij Sobor (detail) |
Straat |
Zoals je al schreef: een nietszeggend station zegt niets over de rest van de stad. Mooie foto's; Rostov is dus ook zéér de moeite waard ! Ik had natuurlijk al een indruk door het filmpje dat je me stuurde :)
BeantwoordenVerwijderenIk stuur dit door op Armand's account :( ( ook namens Martin)